logo.png
header_img.jpg

Opbouw van de KW-linie

Schematische kaart KW-linieDe ruggengraat van de KW-linie bestond uit één of twee rijen gevechtsbunkers. Waar mogelijk integreerde men kanalen, spoorwegen en overstromingsgebieden - stuk voor stuk moeilijke hindernissen voor de vijand - in de stelling.  Zo werden langs de Dijle in Haacht, Sint-Joris-Weert, Sint-Agatha-Rode en Florival honderden hectaren land onder water gezet.  Eén rij bunkers volstond op die plaatsen ter verdediging.  Waar men geen bestaande of natuurlijk hindernissen kon benutten, bouwde men een tweede lijn gevechtsbunkers achter de eerste lijn, als extra versterking. 

Belangrijke plaatsen, zoals dorpen en  grote kruispunten, werden met bijkomende gevechtsbunkers beschermd, de zogenaamde antitankcentra.

Van noord naar zuid wierp men vóór de rijen gevechtsbunkers talrijke hindernissen op: kilometerslange prikkeldraadversperringen, antitankhindernissen (Cointet-elementen, railvelden en tetraëders) en loopgraven.  De antitankhindernissen en de gevechtsbunkers liggen een paar honderd meter van mekaar.  Het opzet was om de vijand aan de hindernis op te houden en vervolgens onder vuur te nemen vanaf de bunkerlijn.

Achter de bunkerlijn bouwde men een telefoonnetwerk uit dat de communicatie aan het front moest verzekeren.